De relatie tot de ruimte en de habitat staat centraal in het werk van Élise Peroi, die zich laat inspireren door de beschouwingen van Michel Foucault over "heterotopieën". Die schrijft: "De tuin is een tapijt waar de hele wereld zijn symbolische perfectie bereikt, en het tapijt is een tuin die zich door de ruimte beweegt". Élise Peroi creëert met haar weefwerk hangende ruimtes, microkosmossen waarin de relatie met de reële tijd opnieuw wordt bekeken en waarin de verbeelding wordt uitgenodigd om te komen schuilen. Sinds het begin der tijden hebben de tuinen als heilige ruimtes gefunctioneerd. De spiritualiteit van de Perzische tuinen gaat samen met de schoonheid en het minimalisme van de Japanse zentuinen, die in het klein de essentie en de grootsheid van de natuur proberen te reproduceren. In sommige van haar werken associeert Élise Peroi fijne, geometrische staalconstructies die de contouren van het weefwerk in de ruimte lijken te projecteren en fungeren als een vervlechting van krachtlijnen.
Dat leidt tot een ademtocht, een spel met de leegte, een extra dialoog met de omringende ruimte.
Voor Elise Peroi is het tapijt een instrument van overdracht, een symbool van het geheugen en het omgaan met de gemeenschappelijke verbeelding.
Textiel deelt zijn etymologische wortels met taal: "textus" betekent zowel tekst als stof (beide zijn geconstrueerd op basis van een patroon) en "textere" beschrijft zowel de handeling van het componeren, assembleren, verhalen of vertellen als van het weven of vlechten.